Archief 2016

Inteelt en uitteelt

Geschreven door Hidde Frankena

Al heel vaak heb ik in door mij aangegeven stukjes geschreven over de noodzaak van het noteren van de fokgegevens van je eigen stammen. Het begrip Inteelt is bij iedereen wel bekend. Uitteelt zegt de meeste fokkers maar weinig. In dit verhaal geef ik uitleg.

Veranderingen of mutaties kunnen door twee manieren van fokken ontstaan:
•  door een natuurlijke keus
•  door inteelt

Door natuurlijke keuzes kunnen vormveranderingen ontstaan door wisselende omstandigheden, die te maken kunnen hebben met klimatologische en/of voeding –voorwaarden. Zij vormen omstandigheden, die het voortbestaan rechtvaardigen in de voortdurende strijd om te overleven. De ontstane variëteit heeft een normale vorm en wordt eindvariëteit genoemd.

Door Inteelt kunnen abnormale vormen ontstaan, die tegen alle natuurlijke kenmerken in stand worden gehouden. Deze kunstmatige teeltkeuze getekend door de menselijke achtergrond leidt vaak tot misvormingen door haar abnormale vorm.

Wij praten dus over natuurlijke teeltkeuze en kunstmatige teeltkeuze.

Het verschil is, dat de natuurlijke keuze wordt bepaald door de omstandigheden waarin het dier leeft en waarin de meest aangepaste vorm overleeft. (het recht van de sterkste).

De kunstmatige keus wordt bepaald door de omstandigheid van het verwachtingspatroon, dat de mens het dier heeft toegekend en waarin de meest aangepaste vorm overleeft (het recht van de meest cultuur geschiktste)

Dat beide keuzes te maken hebben met dezelfde oorspronkelijke vorm lijkt moeilijk te geloven door het verschil tussen de “Oorspronkelijke” en de “Gevarieerde” rassen, die we thans kennen.

Het was de monnik Mendel tussen 1855 en 1865,die met zijn erfelijkheidsleer duidelijkheid verschafte over de vererving door aanwezigheid van bepaalde factoren bij de kiemcellen van de ouderdieren, welke volgens een vast patroon van splitsen werden doorgegeven.

Andere onderzoekers maakten onderscheid tussen erfelijke en niet erfelijke factoren. Duidelijk werd, dat bij de voortplanting door het voortdurend wisselen en verdwijnen van erfelijke factoren variatie ontstond met verschillende dieren, die in de volgende drie groepen zijn in te delen:
•  niet erfelijke verschillen modificaties genoemd
•  erfelijke verschillen combinaties genoemd
•  grote erfelijke verschillen mutaties genoemd

Wanneer door over vererving een nieuwe soort qua symmetrie constant wordt en niet meer veranderd wordt dat dus een combinatie genoemd. Is de nieuwe soort nog wel onderhevig aan verschillen dan noemt men dat een modificatie. De eigenschappen waren niet erfelijk en constant.

Bij mutaties is er sprake van andere niet erfelijk te verklaren eigenschappen, die spontaan kunnen ontstaan en fors verschillen van de oorspronkelijke eigenschappen.

In het stuk over kleur heb ik al aangegeven, dat de hoenders in oorsprong aanleg hebben om zich aan wisselende omstandigheden aan te passen door niet genetische factoren. Deze niet genetische factoren zijn in de kiem aanwezig zonder dat hun aanwezigheid zicht/kenbaar wordt gemaakt. Zij bezitten geen genetische of geslachtelijk gebonden factor, doch komen voort uit de omgeving, zij zijn niet erfelijk. Zij opteren uit een soort bibliotheek van eigenschappen die als het nodig is naar boven drijven om de soort in stand te houden.

Genetische factoren zijn overerfelijke eigenschappen en kenmerken die in de kiemcellen aanwezig zijn en volgens een vast patroon overerven en te voorschijn komen. Zij zijn wel erfelijk.

Door een cultuur gebonden selectie zijn de nuts rassen ontstaan vanuit de wilde natuurlijke rassen.

Selectie van fokdieren vereist kennis van zaken en dient uitermate nauwkeurig te geschieden.

Bij selectie van fokdieren zijn een aantal waardevolle criteria bekend:
•  Vrouwelijke dieren bepalen gestalte en type bij de overdracht naar de nakomelingen.
•  Het manlijke dier bepaalt kleur, kopvorm en het legvermogen

Ten aanzien van de geschiktheid van het voortplanten met het gekozen fokkoppel moet worden gekeken naar de verwantschapsgraad van de gekoppelde dieren.

Deze selectie kan op twee manieren:
•  Conservatief om raskenmerken te behouden.
•  Progressief om raskenmerken te verbeteren

Er is geen garantie, dat goede dieren met een F of zg predikaat met elkaar gekoppeld Dito nakomelingen opleveren.

Een goede selectie uit een familiestam versterkt de symmetrie en eenheid in een koppel. Het toch al kunstmatige ras is met dat doel gecreëerd uit oorspronkelijke rassen en door Deze zgn. “Inteelt”wordt de gelijkvormigheid verbeterd.

Over inteelt is ontzettend veel geschreven en gediscussieerd, maar toch is men er hedendaags van overtuigd dat het bij de fok van cultuurrassen noodzaak is om de symmetrie en eenvormigheid te waarborgen. Inteelt is de bloedverwantschap van fokdieren met verwante voorouders. Verwante en gebruikte fokcombinaties, zoals vader x dochter en moeder x zoon Leveren in percentage zowel goede als slechte momenten op.

Proefparingen gedaan door Houwink door inteelt in de periode 1901 tot 1909 leverden duidelijke percentages op.
En de fokker kan daaruit een eigen conclusie trekken:

door kruising       door inteelt
overleden dieren                10%                      12,5%
misvormde dieren             5%                        10%
onzuivere dieren                78,75%                 27,5%
zuivere dieren                    6,25%                   50%

Gerelateerd aan de uitkomst van zuivere dieren is het vergrote aantal dode of misvormde Dieren van geen belang tot het uitkomstpercentage van zuivere dieren bij door inteelt verkregen dieren in vergelijk met het uitkomstpercentage bij kruisingen.

De cijfers zijn berekend over vier generaties. In de zesde generatie ontstonden uiteindelijk door inteelt verzwakking van de dieren. Uitteelt is dan het begin van een nieuwe naar zal blijken gunstiger en sterkere generatie Dieren.

Uitteelt is het samenbrengen van twee of meerdere door inteelt verkregen stamdieren.
Schematisch aangegeven

Inteelt
stamdieren         stamdieren

A X B                    C X D
A1 X B1                C1 X D1
A2 X B2                C2 X D2
A3 X B3                C3 X D3

Inteelt
A3 X B3                C3 X D3

Uitgangspunt is de door de fokker gedane stap waar hij zich baseert op de door hem gekozen oplossing voor rasverbetering en eventuele productieverhogende factoren. Dit uitgangspunt kan zowel berusten op vleesaanwas of eiproductieniveau of rasverbetering.

Het scheppen van voorwaarden die aan de basis van het vormen van cultuurrassen ten grondslag liggen hebben bewezen, dat goede omstandigheden en cultuurvoorwaarden hogere productievermogens veroorzaken.

Het samengaan van praktijk en theorie moet het mogelijk maken dieren te creëren, die voldoen aan de “Standaardmatige” eisen hoe moeilijk dat soms lijkt.

De opzet van de site der musketiers is deze uitdaging aan te gaan en te proberen met voorlichting en informatie andere fokkers/liefhebbers op datzelfde pad te krijgen, om het fokken in kwaliteit te verbeterenen niet in kwantiteit.

Een belangrijke voorwaarde bij deze verwantschapsteelt(inteelt) is de voorwaarde, dat de uitgangsdieren gezonde, sterke dieren zijn, die geen gebreken tonen.

Een tweede belangrijke voorwaarde is dat de uitgebroede dieren zonder uitzondering op dezelfde voorwaarden worden gesorteerd.

In eerdere stukken schreef ik bij selecties van kuikens over het ontstaan van de mullerse en wolfse gang bij hanen en hennen, welke kan leiden tot een onvruchtbare stam door inteelt; wees daarom op uw hoede en selecteer zonder emotie en zeer verfijnd, het kan u een kampioen opleveren.

Kruising
Bij kruising worden twee fokdieren aan elkaar gekoppeld die niet van hetzelfde ras zijn of wanneer de twee fokdieren tot hetzelfde ras behoren, doch in variëteit verschillen.
•  in het eerste geval is de kruising “buiten het ras”
•  in het tweede geval spreekt men over “binnen het ras” kruisingen worden gedaan om:

  • Nieuwe rassen of variëteiten te creëren.
    • om kleuren te versterken.
    •  om een lijn of familie te regenereren. Het Friese hoen is zeer geschikt om “binnen het ras” kleuren te versterken De geslachtsgebonden factoren bij roodpel, koekoek, zilverpel, citroenpel, goudpel zijn genoegzaam bekend en worden divers gebruikt om “kleurproblemen”op te lossen.

Nog niet zolang geleden werd mij een roodpelhaan getoond die een braekelborst vertoonde. De bewuste fokker had in het verleden”buiten het ras”een combinatie met een braekelhaan uitgevoerd met als doelstelling de pelling van de roodpel te verbeteren. Vaak ziet men bij hanen rudimentair deze kleur terugkomen omdat hanen twee x chromosomen bezitten en de hen maar een.

Zo zijn er ook “buiten het ras” combinaties aangegaan met Groninger meeuwen om grotere Friese dieren in de kleurslag goud of zilverpel te krijgen. Negatieve aspecten van beide kruisingen zijn de donkere oogkleur in tegenstelling tot de oranje oogkleur bij het Friese hoen.

De verhoogde melanine aanwezigheid door de donkerdere kleur bij beide rassen veroorzaakt een donkere oogkleur, ook bij het “neiteam”

Lijnenteelt
In een poging om te nauwe inteelt te vermijden creerden Amerikaanse fokkers het zgn. ”Line Breeding” bij ons bekend als Lijnenteelt. De Amerikaanse fokker Felch stelde een schema op om op een verfijnde manier de uiterste grens van inteelt te verplaatsen.

Het stelt de gebruikende fokker in staat om jarenlang, zonder het naar binnenhalen van vreemde factoren, gebruik te maken van de eigen stam door duidelijkheid te verschaffen over het percentage manlijk dan wel vrouwelijk aandeel in kaart te brengen.

Uitgangspunt is, dat vrouwelijk en manlijk dier een fokzuivere achtergrond voor het ras bezitten met een onverwant uitgangspunt.

Fokdier Vrouwelijk     Fokdier Manlijk
F1 generatie
1/2
F2 generatie

¾

F2 generatie

3/4

 

F3 generatie

7/8

7/8

F3 generatie

1/2

 

F4 generatie

13/16

13/16

F4 generatie

11/16

F4 generatie

1/2

F4 generatie

11/16

 

F5 generatie

21/32

21/32

F5 generatie

9/16

F5 generatie

1/2

F5 generatie

9/16

 

Vanuit de eerste stamdieren ontstaan in de F1 generatie zowel hennen als hanen die 50% van elk ouderdier met zich meedragen.
In de F2 generatie wordt de beste haan gekoppeld aan de moeder en de beste hen aan de vader. Van de opvolgende generatie bezitten de nakomelingen uit de koppeling met de jonge hen 75% vrouwelijk bloed en met de koppeling van de jonge haan 75% manlijk bloed.

In de F3 generatie wordt een jonge haan uit de combinatie van het vrouwelijk bloed gekoppeld aan de grootmoeder waaruit nakomelingen komen met een aandeel van 85% vrouwelijk bloed.

De jonge hen uit de combinatie met manlijk bloed gekoppeld aan de grootvader geeft ook een uitkomst van nakomelingen van 85% manlijk bloed. Koppelen we de nakomelingen van de F2 generatie onderling, dan ontstaan F3nakomelingen met 50 % vrouwelijk en manlijk bloed.

In de F4 generatie zijn talrijke combinaties te maken. De koppeling van 7/8 vrouwelijk bloed met 7/8 manlijk bloed geeft nakomelingen met een aandeel van 50% manlijke en vrouwelijk bloed.
De koppeling 7/8 vrouwelijk of manlijk bloed met de 50% manlijk en vrouwelijk bloed geeft dieren die voor 11/16 aandeel manlijk of vrouwelijk bloed bezitten afhankelijk van de gekozen koppeling.
De koppeling van 7/8 manlijk of vrouwelijk bloed met de in F2 generatiedieren van 3/4 manlijk of vrouwelijk bloed geeft 13/16 deel manlijk of vrouwelijk bloed De laatste koppeling geeft dieren die in ouderlijk bloed weinig verschillen van de dieren in de F3 combinatie met 85 % ouderlijk bloed.
De koppelingen zijn ongelimiteerd uit te breiden en geven duidelijk inzicht in het percentage ouderlijk bloed.

Bedenk daarbij dat vrouwelijk bloed type en gestalte vererfd.
Het mannelijk bloed verzorgt kleur, kopvorm en legvermogen

U kunt met deze methode sterke kenmerken bij uw manlijke en vrouwelijke dieren naar voren halen door naar keuze het manlijk of het vrouwelijk aandeel te versterken met dien verstande, dat u rekening houd met de boven aangegeven erfelijke eigenschappen van het manlijke of vrouwelijke dier.

Met deze lijnenteelt heb ik willen aangeven dat in de eigen stam zonder het naar binnen halen van vreemde factoren inteelt is geoorloofd om kwaliteit te fokken. Haalt u een dier naar binnen, doe dat dan omdat u verwacht, dat u daarmee in uw stam met de achterliggende informatie van de stam waar u hem/haar haalt er iets mee kan doen.

Voor verbetering van type en gestalte heeft u een hen nodig. Voor verbetering van kleur, kopvorm(kam) en het legvermogen hebt u een haan nodig.

Oriënteer u op shows en bij de fokker thuis op die voorkeuren die u naar binnen wenst te halen.

Wik en Weeg.

Neem de beslissing en administreer hem.

Powered by: Wordpress